Column
Eric de kluis
Huwelijk
Enige tijd geleden verhuisde mijn schoonmoeder naar een verpleeghuis. Bij het leegruimen van haar appartement stuitte ik op een bakje. Het was een soort stalen bakje met doorzichtige deksel en het was ingedeeld in vijf compartimenten. Daarop stonden vijf dagen van de week. Het weekend ontbrak.
Ik vroeg later aan mijn schoonmoeder wat dit voor bakje was. Ze legde me uit dat mijn schoonvader daar altijd op zondag het geld in deed voor dat zij doordeweeks aan boodschappen mocht uitgeven, het zogenaamde huishoudgeld. Dat was een afgepast bedrag. Dat mocht natuurlijk niet worden overschreden, en overhevelen van de ene dag naar de andere mocht ook niet. En natuurlijk moest mijn schoonmoeder aan het eind van de dag de bonnetjes van de uitgaven inleveren, zodat die netjes verantwoord waren. Vader verdiende het geld, moeder had natuurlijk geen eigen inkomen en daarmee ook maar beperkt zeggenschap over de uitgaven.
Kortom: pa bepaalde, ma nam de uitvoeringstaken voor haar rekening. Ze kreeg daarvoor een vastgesteld budget, maar moest wel steeds verantwoorden wat ze wanneer en waaraan uitgaf. Tekorten waren uit den boze.
Komt het u al een beetje bekend voor?
Mij wel. Het geldbakje doet me sterk denken aan de verhouding tussen Rijksoverheid en de gemeenten. De gemeente mag dan de Eerste Overheid genoemd worden en door decentralisaties steeds meer taken voor haar rekening hebben gekregen, met de financiële verhouding tussen Rijk en gemeente verloopt het nog altijd als een huwelijk uit de jaren vijftig. Het Rijk verstrekt geld via het gemeentefonds aan de gemeenten. Dat is hun grootste bron van inkomsten. In theorie mag de gemeente dat naar eigen inzicht uitgeven, maar begrotingsoverschrijdingen zijn uit de boze. Niet voor niets zijn er al weer een 12-tal gemeenten onder financieel toezicht gesteld dit jaar. En ofschoon de gemeenten zelf bepalen waaraan ze het geld uit het gemeentefonds uitgeven, blijft het Rijk doen alsof dat niet zo is. Het kabinet maakte op Prinsjesdag bekend dat er 1,3 miljard euro extra wordt vrijgemaakt voor de jeugdzorg! Het geld wordt ogenschijnlijk weer netjes in een vakje gestopt. Punt is: daar gaat het kabinet helemaal niet over. Het geld gaat naar het gemeentefonds en de gemeenten bepalen zelf wel waar ze het aan uitgeven. Bij de nieuwe wet inburgering houdt het Rijk ook weer een vinger in de pap. De gemeenten krijgen het geld, maar als ze onvoldoende diploma’s afgeven krijgen ze minder budget. In al die jaren van decentralisaties lukt het het Rijk nog steeds niet de financiële verantwoordelijkheid daadwerkelijk aan de gemeenten over te laten. Nog steeds krijgen ministers Kamervragen als: ‘Weet de minister wel dat de gemeente X 12 miljoen tekort heeft op de jeugdzorg?’ Die beginvraag wordt steevast door de minister beantwoord met Ja, in plaats van: Nee, ga ik niet over, vraag maar aan die gemeente!’
En net als in de jaren vijftig is het nog steeds vader staat, het Rijk, die de inkomsten ontvangt en dat doorgeeft aan de gemeenten, die zelf, net als moeder in de jaren vijftig, nauwelijks mogelijkheden heeft om in eigen inkomen te voorzien. Buiten de OZB en een aantal gemeentelijke belastingen en grondexploitatie zijn gemeenten voor een groot deel afhankelijk van dat gemeentefonds. Alle pogingen om het gemeentelijk belastinggebied te vergroten zijn tot nu toe niet tot uiting gekomen.
Maar er dreigen scheurtjes in het huwelijk te ontstaan. Gemeenten komen in opstand tegen de structurele tekorten. Sommigen, zo zult u vandaag ook horen, weigeren gewoonweg een sluitende begroting af te leveren. Mama is boos! Maar toch ook weer niet zo boos dat alles op de spits wordt gedreven. Want talloze gemeenten kampen dan wel met enorme tekorten, maar het rijk doet wat iedere papa zou doen voor een boze mama. Je neemt een bloemetje mee.
Dat bloemetje, gepresenteerd met Prinsjesdag, bestond naast de 1,3 miljard voor de jeugdzorg, ook uit 70 miljoen extra voor de gemeentelijke klimaatopgave. Goed, voor de doelen uit het Klimaatakkoord hebben de gemeenten weliswaar volgens de ROB 1,8 miljard nodig, maar het is een begin en, zoals de voorzitter van de G40 Depla dankbaar zei: het laat wel zien dat de druk op gemeenten om aan maatschappelijke opgaven te voldoen wordt erkend.
Een beetje aandacht is blijkbaar al afdoende.
Ook VNG voorzitter Jan van Zanen vond dat het kabinet goed naar gemeenten heeft geluisterd. De opschalingskorting wordt immers bevroren. De opschalingskorting: u weet wel, dat bedrag van 975 miljoen dat in 10 jaar tijd gekort wordt op het gemeentefonds omdat gemeenten door fusies en samenwerkingen veel kosten konden besparen. Weliswaar is het plan om alle gemeenten op te schalen tot 100.000 plus gemeenten allang vervallen, maar de voorgenomen besparingen en daarmee gepaard gaande kortingen gingen gewoon door. Die opschalingskorting wordt nu incidenteel geschrapt. Kortom: die hoeft over 2020 en 2021 niet opgehoest te worden.
De hele opschalingskorting is sowieso een wonderlijk gedrogt. Als in het bedrijfsleven fusies en reorganisaties plaatsvinden, gaat dat gepaard met een reorganisatie budget. Als eenzelfde ontwikkeling bij gemeenten plaatsvindt, gebeurt dat niet en worden er vanaf dag 1 voorziene besparingen ingeboekt. Als vervolgens de reorganisatie grotendeels niet doorgaat gaat men gewoon door met het innen van de fictieve besparingen. Nu de gemeenten dat twee jaar niet hoeven te betalen wordt dat dankbaar gezien als een handreiking van het Rijk, terwijl het meer lijkt op een bosje bloemen om de pijn te verzachten.
Een gemeentehand is gauw gevuld.
Het wordt tijd dat het huwelijk tussen Rijk en gemeenten de afhankelijkheidsrelatie uit de jaren vijftig ontstijgt en dat gemeenten een gelijkwaardige rol opeisen. Dat ze zich niet langer blij tonen met een kleine tegemoetkoming en een beetje aandacht, maar met de vuist op tafel slaan en duidelijk maken dat zij het zijn die de directe en eerste verantwoordelijkheid hebben voor de burger. Dat zij het zijn die geconfronteerd worden met schrijnende situaties in de jeugdzorg en de wmo wanneer budgetten niet toereikend zijn. Dat hun straten blank staan als er te weinig klimaatadaptieve maatregelen worden genomen. Tijd dat ze eisen dat ze zelf invloed krijgen op hun inkomenspositie door verruiming van het gemeentelijk belastinggebied. Dat ze het geldbakje aan de kant schuiven en hun eigen budget beheren. Dat ze niet alleen maar zeggen dat ze de Eerste Overheid zijn, maar dat ook daadwerkelijk worden.