Door: Harry perrÉe  Foto: Shutterstock

Korte metten
met jargon

Zoektocht naar inzet omgevingsplan als motor voor energietransitie

Het gortdroge jargon uit gemeentelijke verordeningen is amper geschikt voor menselijke consumptie. Toch vraagt de Omgevingswet dat burgers en bedrijven straks makkelijk een vergunning kunnen aanvragen of een melding kunnen doen. Tilburg liet haar ‘toepasbare regels’ door studenten vertalen.

Ook al zijn regels per definitie bedoeld om toe te passen, dat maakt van ‘toepasbare regels’ niet net zo’n pleonasme als witte schimmel. Althans niet volgens het programma Aan de slag met de Omgevingswet. ‘Ze zetten ‘toepasbare regels’ af tegen juridische regels, die niet altijd toepasbaar, begrijpelijk en logisch zouden zijn’, licht Luc Beckers van de gemeente Tilburg toe. Beckers is er sinds 2019 projectleider toepasbare regels.


Ook in Tilburg was duidelijk dat de gemeente haar verordeningen niet zomaar in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) kon kieperen. De komst van de Omgevingswet is immers bedoeld om het aanvragen van een vergunning of het doen van een melding voor burgers en ondernemers makkelijker, overzichtelijker en sneller te maken.


Daarom liet de gemeente vijftig studenten van de Juridische Hogeschool in Tilburg een deel van haar juridische regels vertalen naar toepasbare regels om zo initiatiefnemers via begrijpelijke en logische vragen door beslisbomen te leiden.


Het idee om dat te doen wortelt in een verjaardagsfeestje, vertelt Beckers, die samen met wethouder Marcelle Hendrickx (inwoners participatie, D66) en medewerker vergunningen Nicole van Wanrooij voor een online interview klaarzit om uitleg te geven over het project toepasbare regels. Beckers: ‘Halverwege 2019 waren ‘toepasbare regels’ nieuw voor ons. Op een verjaardagsfeestje kwam ik in gesprek met een docent van de Hogeschool Arnhem Nijmegen. Die vertelde me dat zij ook bezig waren met vragenbomen.’ De docent bracht de ambtenaar in contact met een collega van de Juridische Hogeschool in Tilburg die voor praktijkopdrachten op zoek was naar partners. ‘Zo is het balletje gaan rollen.’

‘Studenten denken als een inwoner’

Opgetogen

Wethouder Hendrickx is in haar nopjes met de samenwerking. ‘De Omgevingswet zit niet in mijn portefeuille, maar ik doe wel alles met participatie, nieuwe overheid, bestuur en onderwijs’, verduidelijkt ze haar positie. Als ‘moderne overheid’, zo licht ze de komst van de Omgevingswet toe, ‘moet je de vraag stellen: wat betekent dit voor onze omgeving en welke partners zijn hier relevant? Dat is de manier waarop we ons proberen te ontwikkelen. Dat is een van de redenen waarom we in 2019 de overheidsorganisatie van het jaar zijn geworden.’


Ook de manier waarop die samenwerking tot stand is gekomen, maakt haar opgetogen. ‘Dat is wat je wilt: dat ambtenaren zelf, vanuit de inhoud, naar partners zoeken. En niet dat dat bijvoorbeeld alleen maar opgelegd wordt vanuit een samenwerkingsconvenant van een college van bestuur.’ Terug naar de studenten. Die kregen de opdracht toepasbare regels te maken voor vijf activiteiten, zoals ‘een monument verbouwen’ (zie kader). ‘Uiteindelijk werkt het DSO op activiteitenniveau’, legt Van Wanrooij uit. ‘We hebben ze gevraagd de juridische regels om te zetten naar toepasbare regels voor die activiteiten.’


De studenten gingen in het laatste blok van afgelopen studiejaar in elf groepjes wekelijks een paar uur aan de slag met de klus. Hendrickx benadrukt de toegevoegde waarde van deze externe impuls. ‘Ik vroeg eerder aan Nicole: wat is nou het verschil tussen dit aan een groepje collega’s vragen of aan een groep studenten? Wat levert dit aan andere inzichten op? Dan zie je dat studenten, veel meer dan onze collega’s, denken als een inwoner. Maar ze kunnen ook breder denken, omdat ze een andere grondhouding hebben en ze gebruiken begrijpelijke taal. Dat betekent niet dat onze mensen dat niet kunnen. Maar als je heel erg in de vergunningen zit, dan wordt dat jargon zomaar een vanzelfsprekendheid.’

‘Ik denk dat de eindkwaliteit beter is’

Techniek

De overgang naar de Omgevingswet is steeds meer naar één kant gaan hellen, klinkt het vanuit Tilburg. ‘Ik zie heel veel focus op de techniek’, zegt Beckers, terwijl volgens hem ‘partners opzoeken’ belangrijk is. Daarom trok het projectteam de docent die de studenten begeleidde bij hun opdracht verder de gemeentelijke organisatie in dan gebruikelijk. Niet alleen ‘voor een aantal afspraakjes om dat traject voor te bereiden’, aldus Beckers. De docent schuift aan bij de vergaderingen van de gemeentelijke projectgroep toepasbare regels en bij kwartaaloverleggen, krijgt de nieuwsbrief en is uitgenodigd voor de serious game Omgevingswet. Beckers: ‘Hij vond het fijn, omdat het hem voedt voor de vakken die hij geeft. Hij zei: op deze manier zijn we geen volger van innovatie maar deelnemer aan innovatie.’


Maar kleeft aan deze innovatie niet een hoop dubbel werk? Het rijk vult het DSO met zijn eigen regels; die hoeft de gemeente dus niet ‘toepasbaar’ te maken, maar voor de eigen verordeningen staan gemeenten zelf aan de lat. Gaat nu elke gemeente zelf het wiel uitvinden om tot toepasbare regels te komen?


‘Als je een modelverordening van de VNG hebt overgenomen, zou je samen kunnen werken’, meent Van Wanrooij. ‘Maar als je helemaal je eigen regels hebt bepaald, dan moet je die zelf toepasbaar maken. Wij hebben geen regels die overeenkomen met andere gemeenten, voor zover ik weet, dus wij zullen het toch vooral zelf moeten doen. En wij lopen redelijk voorop. Er zijn niet veel gemeenten die al zo ver zijn, in ieder geval niet in deze regio, waarmee wij zouden kunnen samenwerken.’


Bovendien, meent de wethouder, gaat het niet alleen om de vraag of er regeloverlap is met andere gemeenten. De vertaling van regels moet passen bij de manier waarop de gemeente met haar inwoners communiceert. ‘Je moet het geschikt maken voor je eigen inwoners.’ Wel worden er, zegt Beckers, vanuit Aan de slag met de Omgevingswet voorbeelden gedeeld waarmee gemeenten hun voordeel kunnen doen.


De bemoeienis van de Tilburgse studenten levert volgens de wethouder en haar ambtenaren profijt op voor burgers en bedrijven. Een deel van het studentenwerk kan straks zo in het DSO worden geplaatst, een ander deel moet nog worden bijgeschaafd. Beckers: ‘Ik denk dat de eindkwaliteit beter is.’

Breder belang

Hendrickx wijst nog eens op het bredere belang om samen te werken met de hogeschool. De lokale overheden krijgen steeds meer verantwoordelijkheden in hun schoenen geschoven. Dat gebeurde eerder in het sociale domein. Nu vraagt de Omgevingswet om een lokale en integrale aanpak, waarin gemeenten ook gezondheid moeten betrekken. ‘Dat betekent dat je een ander type kennis en medewerkers nodig hebt. Wij voelen ons medeverantwoordelijk om dat te organiseren, samen met onze opleidingen. Daarom hebben we daar een hechte kennisagenda op ontwikkeld. Omdat je niet wilt dat we straks dit moeten uitvoeren maar geen medewerkers hebben die het kunnen.’


Hoe zeer het project ook van een leien dakje ging, na enig aandringen weet het trio een paar hobbels te benoemen in het formuleren van toepasbare regels. Van Wanrooij: ‘Je moet een analyse van je eigen verordeningen en regels maken en vervolgens gaan schiften: wat valt er wel onder de Omgevingswet en wat niet? Dat heeft veel tijd gekost.’ Hendrickx: ‘Wat deze wet met zich meebrengt en voor ons toch wel lastig is, is dat je vanuit veel meer perspectieven moet kijken, ook bijvoorbeeld gezondheid. Dat zijn verschillende afdelingen. Vanzelfsprekend proberen we integraal te kijken, maar soms is dat heel lastig’, aldus de wethouder. ‘Dat gaat niet altijd vanzelfsprekend. We hebben helaas ook nog hokjes hier en daar.’


Ook al vormen de toepasbare regels maar een klein deel van de Omgevingswet behelst, het wordt straks, aldus de wethouder, the proof of the pudding. ‘Via een dakkapel of tuinschuurtje gaat de inwoner ervaren of die overheid nu wel of niet op een makkelijker en toegankelijker manier jouw belang en het publieke belang tegen elkaar afweegt.’

'MAkkelijker voor de burger'

Met vier medestudenten sleutelde Britt Norbart, tweedejaars student aan de Juridische Hogeschool Tilburg, aan toepasbare regels en beslisbomen. ‘De Omgevingswet is nu heel actueel en iets wat in de samenleving speelt’, motiveert ze haar keuze voor de opdracht van de gemeente Tilburg. Ook docent Ron Ritzen is blij dat de studenten werkten aan een zinvolle opdracht: ‘Uiteindelijk verdwijnt de opbrengst niet in een archief of prullenbak, maar wordt het ook echt in de praktijk gebruikt.’


Norbart vond het aanvankelijk lastig om de regels die haar groepje toebedeeld kreeg (een deel van de Monumentenverordening) om te zetten in tekst die voor burgers begrijpelijk is en tegelijkertijd hetzelfde zegt als in de wet staat.


Als voorbeeld leest de student artikel 10 lid 4 van de Monumentenverordening: ‘Het college verleent met betrekking tot het monument met religieuze bestemming geen vergunning als bedoeld in het tweede lid dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het geding zijn.’ Maar wat zijn ‘wezenlijke belangen van godsdienstuitoefening’? ‘Wij hebben daarvan gemaakt’, vertelt ze: “Heeft het monument iets met godsdienst te maken?”, en dan een toelichting daarbij: “Denk bijvoorbeeld aan een kerk, synagoge of moskee”’.


Een vervolgvraag geeft verdere duidelijkheid, zegt ze: ‘Zou uw activiteit ervoor kunnen zorgen dat mensen beperkt worden in de mogelijkheid in het monument hun godsdienst uit te voeren?’ en de toelichting die daarbij staat is ‘als mensen door de activiteit niet meer kunnen bidden.’ Op die wijze heeft haar groepje de regels afgewerkt. ‘Ik denk dat we het zo makkelijker hebben gemaakt voor de burger en alsnog de regel hebben behouden.’

Deel dit artikel: