Door: Martin hendriksma beeld: Shutterstock
Weer een nieuwe invoeringsdatum van de Omgevingswet. Maar ook een nieuwe leiding bij het programma dat decentrale overheden bij die invoering ondersteunt. ‘Niemand heeft ons gezegd dat wij die Omgevingswet niet nodig hebben.’
De eerste juli 2022 kwam uit de koker van het bestuurlijk overleg als nieuwe invoerdatum van de Omgevingswet. Een half jaar uitstel, dus. Een lastige puzzel, beaamt de in februari aangetreden directeur Cathelijn Peters van het programma Aan de slag met de Omgevingswet. ‘Een ideale datum voor 455 bevoegde gezagen is er niet. Het is de grootste gemene deler. Voldoende inregel- en oefentijd stond centraal. Van daaruit zijn we gaan rekenen.’
Dat de nieuwe datum midden in de zomer valt, met minder bezetting in het gemeentehuis, en kort na de gemeenteraadsverkiezingen is niet ideaal, maar geen onoverkomelijk bezwaar. ‘Dit is primair een DSO-uitvoeringsvraagstuk en niet een politieke kwestie’, reageert de nieuwe directeur realisatie Digitaal Stelsel Omgevingswet Arco Groothedde. ‘De kleur van de wethouder maakt minder uit.’
Als het tenminste 1 juli 2022 wordt. Beide Kamers moeten daar hun zegje over doen. Het is nog onduidelijk wanneer dat gebeurt. Peters: ‘We starten al wel de dialoog. De Kamers bepalen vervolgens wanneer zij hierover debatteren.’ Volgens Peters is het wenselijk dat er uiterlijk een half jaar voor de invoeringsdatum duidelijkheid komt. Dat kan dus nog relatief kort op de daadwerkelijke invoering worden, maar volgens haar zal er hoe dan ook niet op de gemeentelijke oefentijd worden beknibbeld. ‘Die bedraagt tenminste zes maanden. Nétto. Dus zonder feestdagen en vakanties.’
Scepsis
De afgelopen maanden leek de scepsis in veel gemeentehuizen over de Omgevingswet te groeien. Vooral vanwege de hobbels in het digitale stelsel, de oplopende invoeringskosten en de ingrijpend andere werkwijze, uitgerekend op een moment dat er met ruimtelijke opgaven vaart moet worden gemaakt. Peters: ‘Wij hebben met veel grote en kleine gemeenten, provincies, stedenbouwkundige bureaus en softwareleveranciers aan tafel gezeten. Eigenlijk herken ik dat beeld helemaal niet.’
Groothedde: ‘Uitvoeringsvraagstukken voerden de boventoon in die gesprekken. Je wilt dat het werkt van kop tot staart met de koppeling van de landelijke voorziening aan de lokale systemen naar leveranciers en gebruikers. Er is geen discussie geweest over steun voor de Omgevingswet. Dat voelt als wind in de rug.’